We maken een onderscheid tussen proactieve en reactieve gesprekken.
In een proactief gesprek ga je zelf het gesprek aan, voordat er een vraag wordt gesteld. Dat bespreken we op de pagina over het ter sprake brengen van de dood.
In een reactief gesprek reageer je op een vraag die je gesteld word. Dat bespreken we op deze pagina.


Vragen, op elk moment en op elk niveau

Kleuters stellen voortdurend vragen, op elk moment en op elk niveau. Op sommige vragen hebben we geen antwoord, zeker niet op al hun vragen over de dood. Bovendien stellen ze hun vragen op elk mogelijk moment en juist heel vaak op onverwachte “tussendoor” momenten. Het vraagt openheid én energie, om op dat moment je planning te durven omgooien en in te spelen op de kansen die je met de vragen krijgt. Het lukt echter niet altijd om hun vragen meteen te beantwoorden en dat is ok. Je kunt je antwoord uitstellen door duidelijk aan te geven dat je de vraag gehoord hebt en dat je hier zo snel mogelijk op terugkomt. Een van de beste manieren om te laten voelen dat je een vraag gehoord hebt, is deze vraag letterlijk te herhalen. Het lukt ook niet altijd om een antwoord te geven, omdat je het antwoord niet kent. Ook dat kun je eerlijk met je kind bespreken.

De open sfeer waarin kinderen hun vragen kunnen stellen, is belangrijker dan het zo juist mogelijk of meteen antwoorden op hun vragen. Geef kleuters veiligheid, warmte en aandacht, en ze zullen vragen stellen of vertellen wat hen bezig houdt. Wees eerlijk wanneer je iets (nog) niet weet. Kinderen hebben daar meestal meer begrip voor dan volwassenen.


3 types vragen over de dood

In de vragen die kinderen stellen over de dood, onderscheiden we 3 types, omdat ze zich op drie verschillende niveaus kunnen situeren.

Praktisch niveau: wat gebeurt er na de dood, wat kan je doen voor iemand die dood is, hoe verloopt een begrafenis, …
Emotioneel niveau: hoe voel ik mij bij de dood, hoe voel jij gemis, …
Levensbeschouwelijk niveau: waarom gaan mensen dood, wat is de zin van de dood, wat is er na de dood…

Hoe gaan we om met deze drie types vragen?

  • Stem je antwoord af op het vraagniveau: op een praktische vraag, geef jij ook een praktisch antwoord.
  • Jonge kinderen stellen heel vaak praktische vragen, terwijl de vragen van volwassenen zich heel vaak op een emotioneel of levensbeschouwelijk niveau situeren. 
  • Achter een praktische vraag zit soms ook een vraag over het emotionele of het levensbeschouwelijke. Probeer opmerkzaam te zijn voor de vraag achter de vraag.
  • Wees je bewust van het vraagniveau van het kind voordat je antwoordt. Tracht het door bijkomende vragen te achterhalen als het niet meteen duidelijk is.
  • Blijf je twijfelen, begin dan met een antwoord op het praktische niveau. Is dit niet voldoende, ga dan dieper in de schillen van de ajuin, naar het emotionele en indien nodig ook levensbeschouwelijke niveau.

PEL in de praktijk

PAls praktische vraag is dit een gemakkelijke vraag: “Wat is de oorzaak van iemands dood?” Het is goed als kinderen de onmiddellijke oorzaak van een concreet overlijden kennen of in het algemeen weten wat de grote oorzaken van overlijden zijn, aangepast aan wat ze op hun leeftijd kunnen begrijpen.
EDeze vraag heeft op het eerste zicht geen “emotioneel” aspect. Toch kan deze vraag gesteld worden vanuit achterliggende gevoelens als angst (“ik ben bang om dood te gaan”) en ongerustheid (“ga ik nu ook dood?”). In dit geval wordt er dus ook een vraag gesteld naar geruststelling en veiligheid.
LAls levensbeschouwelijke vraag is dit natuurlijk één van de moeilijkste vragen: “Wat is de zin van doodgaan?” Hopelijk heb je tijd en energie wanneer een kleuter je deze vraag stelt. Met enkele open vragen (“Wat denk je zelf?”, “Waarom wil je dit weten?”,…) kom je mogelijks tot een memorabel filosofisch gesprek.

PWat er gebeurt met het dode lichaam, lijkt een vraag die je liever uit de weg gaat. Bedenk wel dat wanneer een kind geen antwoord krijgt, zijn fantasie er misschien een afschrikwekkender beeld van maakt. Een bezoekje aan (de etalage van) een begrafenisondernemer of een wandeling over een begraafplaats, kan hierbij verhelderen.
EDeze vraag kan wijzen op angst voor lichamelijke pijn wanneer het kind niet weet dat een dood lichaam niets meer voelt. Of misschien voelt het kind onrust of gemis omdat het geen afscheid heeft kunnen nemen (“waar is het lichaam nu?”). 
LAls levensbeschouwelijke vraag is dit natuurlijk dé vraag over de dood: “Is er leven na de dood en op welke manier?” Hierover kan je niets verkeerd zeggen, als je voldoende benadrukt dat je het niet zeker weet en vooral open blijft spreken vanuit je persoonlijke levensbeschouwelijke overtuiging.

Deze vraag situeert zich meteen op zowel het praktische als het emotionele niveau en wordt vooral gesteld vanuit de angst voor de dood. Volwassene voelen de angst achter deze vraag en denken er geen antwoord op te kunnen bieden. Hierdoor wordt deze vraag vaak ontwijkend of ontkennend beantwoord. Maar eerlijkheid/openheid (“Ja, alle mensen gaan ooit dood, jij dus ook.”) en veiligheid/geruststelling (“Kinderen gaan meestal niet dood.”) gaan ook hier hand in hand.


Deel jouw ervaringen met deze pagina:

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s