Wat na de dood?
De dood is het begin van nieuw leven. De wedergeboorte (reïncarnatie) is als een vlam die men van lamp tot lamp doorgeeft. Deze kringloop is voor de boeddhist niet positief, want het leven is lijden. Ontsnappen uit de kringloop kan door te streven naar volledige onthechting. Dan bereikt de mens de verlichting in het Nirwana. Dit betekent een volledige bevrijding uit de cyclus van wedergeboorte en lijden. De dood is daarom een relatief hoopvol gegeven. Gevoelens van verdriet en wanhoop worden vermeden omdat zij de dode vasthouden in het lichaam en een goede wedergeboorte in de weg staan.
Het dode lichaam
De gevoelens bij het sterven, hebben gevolgen voor de wedergeboorte. De familie zorgt voor een goede omgeving voor een stervende. De eerste dagen na het overlijden is voor de boeddhist het bewustzijn nog aanwezig in het lichaam. Daarom zal men aanrakingen vermijden, maar vooral mediteren voor een goede wedergeboorte. Velen laten zich hierbij helpen door monniken. Zij kiezen de gebeden en mantra’s en spreken deze uit. Het dode lichaam zelf is in het boeddhisme van weinig waarde, want het is een nutteloos omhulsel geworden.
Belangrijke rituelen
Op de dag van de uitvaart wordt het lichaam in processie naar de vuurstapel gedragen. Boeddhisten verkiezen cremeren boven begraven, maar er is geen verplichting. Meestal steekt de oudste zoon de brandstapel aan. Er zijn speciale rituelen na zeven dagen, drie maanden en na één jaar. Zo probeert men de overledene te helpen in de tussenfase van de dood naar een volgend leven. Ook het geven van giften aan monniken draagt bij aan een goede wedergeboorte.